Het stemmetje wordt de mond gesnoerd
Harlingen Haven. Bepakt en bezakt loop ik naar de boot. In
mijn tas 8 boeken voor mensen die ik ken op Terschelling en nog 8 om achter
te laten.
Ik denk terug aan 1 augustus 2020. Ook toen liep ik bepakt en bezakt, maar toen
ging ik voor onbepaalde tijd naar Terschelling. Dit keer ga ik voor 4 dagen en
5 nachten.
De treinreis van Schiedam naar hier lijkt lang, maar met mijn laptopje op
schoot verdwijnt die tijd in mijn getypte woorden. Eindelijk kan ik uitgebreider
zitten en schrijven over al wat er door me heen ging afgelopen weken. Om alles te
ontwarren en te benoemen. De reis is uiteindelijk veel te kort en ik kijk alweer uit naar de trip op de
boot. Ik neem bijna nooit de snelboot, maar de langzame veerboot om in de 2 uur
durende reis te genieten van de tijd voor mezelf. Meestal sta ik buiten in zon
of wind, maar dit keer is het avond en ga ik verder met schrijven. Buiten is
het pikkedonker. De lichtjes van Harlingen nemen afscheid van ons en de
scheepstoeter tovert een grote lach op mijn gezicht.
Daar ga ik!
Daar kom ik, Terschelling.
Ik pak mijn laptop en ga verder waar ik gebleven ben.
Manmanman wat ben ik zenuwachtig!
Ik ben heus wel wat gewend. kHeb tenslotte vaak op het toneel gestaan, en als
docent voor de klas is het mij niet vreemd om voor een groep te praten. Ook met
de uitvaart van Joska bleef ik helder en zei ik zonder haperen wat ik allemaal
te zeggen had, maar dit keer krijg ik mijn adem absoluut niet onder controle en
blijf ik trillen.
Het is 19 november 2022, een uur of 5, en ik sta voor de deur van Het Schiedams
Boekhuis. Binnen worden de glazen gevuld en de nootjes klaar gezet. Mijn rozen
staan naast de foto van Joska boven op het bureautje waar ik straks zal gaan
zitten signeren.
Signeren. Tsss…
Langzaamaan verdwijnt het winkelend publiek op de Hoogstraat en zie ik bekende
gezichten mijn kant op komen. Mensen die ik verwacht, mensen die ik niet
verwacht. Een ieder attendeert me op de koude en zegt me naar binnen te gaan,
maar ik ben blij dat ik even in de buitenlucht kan blijven. Ik blijf trillen.
Niet van de kou. De kou doet me goed, maar de warmte van de mensen ook. Ik raak
steeds stiller van wat er op me af komt. Van wíe er op me af komt. Wat zijn er
veel. Ontroering warmt me. Deze mensen zijn er voor mij. Deze mensen zijn er
voor het boek. Deze mensen zijn er voor Joska. De vaas met de rozen raakt voller
en voller. De rozen die ik deze week naar Joska ga brengen.
Gelukkig beginnen we op tijd. Rob zorgt voor een strak schema. We gaan naar
binnen, de trap op naar boven bij de balustrade. Het geroezemoes verstomt en
Rob neemt het woord. Ik kijk naar de rozen in de vaas, probeer Joska te voelen,
mijn handen voor me gevouwen. Mijn lijf trilt. Het stopt maar niet.
Gelukkig lukt het me te focussen op wat Rob zegt en wanneer ik het eerste
exemplaar van hem in mijn handen krijg en de woorden lees die hij op de eerste
pagina aan me schreef voel ik een stroom van liefde door me heen gaan. Liefde
voor ons samenzijn, onze kracht. Waar wij doorheen zijn gegaan is groot. Dat we
hier nu staan met een boek voor en door Joska, door hem uitgegeven is toch prachtig?
Na zijn woorden wil ik wat zeggen. We hadden afgesproken dat hij het over zou
nemen wanneer het mij niet zou lukken maar het lukte. Ik kijk rond en zie alle
gezichten op me gericht, regelmatig verschijnt er een traan in een oog. Ik blijf
trillen, maar kan de mensen bedanken die ik wil bedanken. Zonder hun steun op
de achtergrond was het boek er niet geweest. Ik heb zo vaak willen afhaken de
afgelopen weken. Wat hebben mensen nou aan ‘mijn verhaal’? Waarom wil ik toch
op dat podium gaan staan? Waarom doe ik dit toch? Ik had mijn leven, mijn
plannen, mijn emoties toch weer behoorlijk op een rijtje afgelopen jaar? Ik
voelde geluk weer stromen. En nu ga ik weer een grote onbekende wereld in. Ik
vond en vind het best eng. En enorm emotioneel. Is dat wel handig? Is dat wel
goed? Ik tril alleen maar… dat kan toch niet goed zijn?
De dagen en inmiddels weken na de presentaties gebeurt er inderdaad heel veel. Heel
veel meer dan ik had kunnen bedenken. Er komen zoveel reacties binnen. Reacties,
waar ik tijd voor vrijmaak, maar die me ook raken. Meer raken dan ik kan
verwerken. Ik wil weer schrijven en pak de laptop van Joska, die ik na haar
dood in gebruik heb genomen. Het is werkelijk een ouwegie, want ze kreeg deze
toen ze naar de middelbare school ging. Ze wilde een Apple. Ze kreeg een Acer.
Zwaar geïrriteerd plakte ze er een Apple-sticker op. Ik moet altijd glimlachen
als ik die sticker zie.
Vlák voor de boekpresentaties dreigde hij het te begeven en ik glimlachte naar boven:
dat oude ding van jou heeft het precies lang genoeg vol gehouden, wijffie!
Maar… hij knapte weer op en die stomme Acer is nog steeds in gebruik. Toevallig.
Bijna alles is nog precies zoals ‘ie was toen ik hem na 5 augustus 2018 in gebruik
nam. Zelfs het account heb ik niet gewijzigd dus telkens als ik iets doe op die
laptop kan ik zien waar Joska de laatste maanden mee bezig was: het stappenplan
voor een profielwerkstuk, de website ‘Think like a horse’, het Magister van
school, Netflix en Mijn Voedingscentrum. Ach… ik kijk niet echt maar het gerust
me als ik dat bovenin het scherm zie staan, net zoals het me gerust dat ik 3 x
op een foto van 12-jarige Jos moet klikken om de computer te ontgrendelen. Soms
zeg ik wat tegen haar, soms neem ik de tijd om haar bewust te voelen, vaak is
ze er gewoon.
Ik merk dat ik weinig tijd heb om stil te staan bij wat er allemaal
in het weekend van de boekpresentaties is gebeurd.
Weinig tijd om stil te staan welke plek Joska ineens inneemt in dit grote
geheel.
Ze leeft. Heel anders dan ik ooit bedacht had. Heel anders dan dat ik vaak zou
willen. Maar ze leeft wel. Bij deze mensen. Bij deze mensen in hun hart. Bij mensen
die haar goed kenden, maar ook bij mensen die haar niet goed kenden, of
helemaal niet kenden leeft ze. En dat komt doordat ik over haar gepraat heb.
Dat komt door mijn boek. Dat komt door het delen.
Ik heb me zo vaak afgevraagd wat dat toch is. Waarom vertel ik zo graag en
relatief vaak over Joska? Over Joska haar leven. Over Joska haar dood.
Op de terrassen waar ik werkte op Terschelling en in Dordrecht vertelde ik over
haar wanneer ik ruimte voelde of wanneer een gesprek openingen bood. In de
tijden rondom haar sterftedatum kon ik niet anders. Dan móest ik vertellen over
haar. Vertellen dat ze ooit geleefd heeft en dat ze echt bestaan heeft.
Allemaal verwerking. Allemaal bewijsdrang om mijn eigen pijn te verzachten. Bewijsdrang
voor haar leven.
Op andere momenten kwam tijdens gesprekken het onderwerp ‘kinderen’ aan bod en
struikelde ik keer op keer over mijn antwoord. Mijn natuurlijke ingeving is ‘ik
had er drie en nu heb ik er twee’, maar dat veranderde het gesprek vaak nogal. Niet
iedereen kan omgaan met de informatie die daarna volgt.
Moet ik dan zeggen dat ik er twee heb? Nooit.
Moet ik dan zeggen dat ik er drie heb? Wanneer een gesprek dan verder ging over
wat mijn kinderen deden op dit moment (werk of studie) kwam ik toch op
Joska haar dood terecht.
In het begin ontweek ik het onderwerp kinderen dan ook maar, omdat ik nog
steeds niet wist wat ik voor antwoord ik wílde geven. En ja, natúúrlijk heb ik
er drie gebaard en natuurlijk heb ik er drie in mijn hart, maar ik kan er niet
omheen dat er één van de drie niet meer op aarde is en dan zei mijn diepste
zijn dat ik gewoon moest zeggen hoe het was. Ik had er drie en heb er nu twee.
Wat voor meningen en ideeën anderen daar ook over hebben en welke andere
mogelijkheden er ook zijn om dit te benoemen, deze uitspraak staat echt het
dichtste bij mij.
Ik dacht aan mijn gesprek met Joska over het feit dat mensen aan je vragen hoe
het met je gaat en eigenlijk niet om kunnen gaan met een eerlijk antwoord als
het niet goed met je gaat. ‘Waarom vragen mensen het dan, mam? Moet je dan
schijnheilig zeggen dat het goed gaat, omdat zíj niet om kunnen gaan met het
antwoord?’ Eh nee… helemaal eens. Ik loop daar mijn hele leven al tegenaan. En
ook nu. Gelukkig ging het natuurlijk steeds beter met me en kon ik steeds vaker
zonder een enorme lading praten over Joska, want ik snap heus dat niet iedereen
op elk moment zit te wachten op zulk zwaar nieuws, maar ja… als je erom vraagt…
Maar goed, ik heb me dus echt heel vaak afgevraagd waarom ik toch altijd alles
wil delen, waarom ik niet een dagboek schrijf voor mezelf alleen en deze vraag
gonst door mijn lijf wanneer ik buiten sta voor de boekhandel.
Zaterdagavond de 19e ging als een roes voorbij.
Ik signeerde, schreef woorden in gekochte boekjes, liet liefde, warmte en
knuffels tot me komen, maar daar waar ik normaliter een ster ben inhaleren, gleed
nu het meeste langs me heen. Pas bij de laatste mensen uit de (enorme!) rij
voelde ik de trillingen uit mijn lichaam verdwijnen. Het leek half 11 in de
avond, het was half 7. Met vrienden en mijn jongens dook ik de kroeg in om de ontlading toe te laten.
De tweede boekpresentatie op zondag bij mijn geliefde
Fluitekruid was heel anders, mede door de setting van het huiskamercafé, maar
ook door de mensen die er dit keer waren.
Naast mensen die ik kende via mijn werk bij Fluitekruid, een aantal ex-collega’s
van ooit mijn wiskundebaan, de jonge vrouw die bij mij gewoond heeft, was daar
ook mijn ex-schoonfamilie. De oma, de oom, de tante én het nichtje van Joska. Zij
vond het in het begin, net na Joska haar overlijden, zo lastig om mee te komen,
omdat zij wél leefde en onze dochter, haar nichtje, er niet meer was. Wat vond
ik het fijn en dapper dat ze deze avond kwam. Deze avond die zo anders was dan
de avond ervoor, met nu een intiem gezelschap van zestien in deze ruimte. Zo anders
bijzonder. Het werd meer een gesprek. Een uitwisselen van gedachten, ervaringen
en tranen.
Deze avond besefte ik hoe het boek helpend kan zijn voor hen die Joska mee
hebben gemaakt, om meer en van dichterbij dan ooit, inzicht te krijgen in haar innerlijke
strijd. Maar tegelijkertijd kreeg ik binnen hoe enorm confronterend en heftig
het moet zijn om te lezen wat ik geschreven heb. Ik schrijf nogal rauw en dat
kan nogal binnenkomen. En dát kwam die avond binnen bij mij. Weer een andere
dimensie kwam binnen bij mij.
De avond werd door een ieder als zeer intiem en bijzonder ervaren, open en
eerlijk. Ik was blij dat ik kon praten over Joska en werd trots op onze
beslissing om haar Joskografie onderdeel te maken van het boek. Ik heb altijd
geweten dat dat er in moest. Daarin leest men over de gedachtewereld van een
meisje zoals zij. Niet een ‘gewone’ 15-jarige, die schrijft over
liefdesperikelen, maar een meisje dat compleet klem zit tussen haar muren. Wanneer
je haar biografie leest snap je dat ze niet geholpen kon worden met goedbedoelde
adviezen als ‘Ach, morgen weer een nieuwe dag’. Zij zat klem en goed ook.
‘Ze schrijft goed, zeg!’ zei laatst een vriendin van me. Dat kon ze.
'Net als jij.' Diezelfde vriendin bracht me tot stilstand toen ik
daar weer eens tegenin ging. 'Stop daarmee. Maan dat onzekere stemmetje binnen in je tot stoppen.'
En toen werd het maandag en las ik mijn mail.
En kreeg ik kippenvel over mijn hele lijf.
En wist ik dat ik dat stemmetje echt wel strenger moet gaan toespreken.
Blijf niet steken in ongeloof, Anusch.
Waarom ik deel weet ik nog steeds niet. Maar ik ben tot op het bot blij dát ik
deel. Iedereen haalt iets anders uit mijn woorden, of het nou een boek is of
een blog, maar deze ingang had ik op geen enkele manier kunnen bedenken. Dank
meisje, dat je me mailde en dat ik toestemming kreeg dit in mijn blog te
schrijven. Vanaf nu zeg ik tegen het stemmetje dat het er wel degelijk toe kan
doen wat ik schrijf. Ik weet niet hoe de olievlek zich nog verder verspreid, ik
weet niet wat er nog allemaal op me af gaat komen, ik weet niet hoe ik alles
wat op me af gaat komen moet gaan dragen en ergens ben ik blij dat mijn boek nog
steeds niet zomaar te vinden is op het internet, want het gaat te snel. Het
komt allemaal zo ontzettend binnen dat ik de tijd niet heb het te verwerken,
maar dat ik deze richting op wil met Joska, met de dood van Joska en met het leven
van Joska dat is wel duidelijk.
De mail die ik die maandag kreeg was van een, voor mij, onbekende
jonge vrouw uit Schiedam met de vraag of ze mijn boek kan bestellen. Het was de
eerste! Toch trots uiteraard.
Na het uitwisselen van adresgegevens vroeg ik haar hoe ze aan mij en mijn boek
kwam.
‘Ik zat ook op de Annie (de basisschool waar mijn kinderen op gezeten hebben), heb
zelf in een depressie gezeten en heb een aantal keer op het punt gestaan om...
Hoe
weet ik niet precies maar ik kwam op je blogs terecht. Toen ik las wat het
nabestaanden deed besloot ik om het niet te doen. Nu gaat het goed met me en
ben ik blij dat ik het niet gedaan heb.’
Ik sluit in stilte af.
Ik blijf schrijven.
En delen.
Eerst even uitwaaien op Terschelling.
![]() |
Hollandse Rading, De Kuil |